geschwollen die Backe der Weisheitszahn
der Backenzahn die Plombe herausfallen
die Betäubung der Schneidezahn plombieren
die Zahnspange jemandem den Daumen drücken die Erkältung
die Tablette die Tabletten sich verletzen
einnehmen die Medizin schlucken
sich bedanken das Schlüsselbein der Scharlach
die Masern der Mumps die Blasenentzündung
der Schluckauf die Mandeloperation
de verstandskies de wang opgezwollen
eruit vallen de vulling de kies
vullen de snijtand de verdoving
de verkoudheid voor iemand duimen de beugel
zich verwonden de tabletten de tablet
slikken het medicijn innemen / slikken
de roodvonk het sleutelbeen bedanken voor / danken voor
de blaasontsteking de bof de mazelen
het knippen van de amandelen de hik