Duits : Nederlands
Belgien = België
die Ferien = de schoolvakantie
die Klimaanlage = de airco
soeben = zojuist
der Zug = de trein
die Züge = de treinen
das Land = het land
die Länder = de landen
einchecken = inchecken
das Frühstücksbuffet = het ontbijtbuffet
Vollpension = volpensioen
der Mittwoch = woensdag
die Anfänger = de beginners
die Turnschuhe = de sportschoenen
notwendig = noodzakelijk
die Handtücher = de handdoeken
der Treffpunkt = het verzamelpunt
anfangen = beginnen
die Ausrüstung = de uitrusting
die Übungen = de oefeningen
zur Verfügung stellen = ter beschikking stellen
zum Abschluss = ter afsluiting
das Lagerfeuer = het kampvuur
verfügen über = beschikken over
das Zimmer = de kamer
die Zimmer = de kamers
die Kategorien = de categoriën
die Minibar = de minibar
die Preise = de prijzen
der Samstag = zaterdag
das Einzelzimmer = de eenpersoonskamer
das Doppelzimmer = de tweepersoonskamer
der Internetanschluss = de internetaansluiting
die Suite = de suite
die Suiten = de suites
das Kabelfernsehen = de kabeltelevisie
fast = bijna
die Sprachreisen = de taalreizen
mitreden = meepraten
das Urlaubsvergnügen = de vakantiepret
die Feiertage = de feestdagen
Ostern = Pasen
die Reiseziele = de reisbestemmingen
Ski fahren = skiën
ob / oder = of
der Silvestertag = de oudejaarsdag
die Klassenfahrt = het schoolreisje
klasse = geweldig
immer = altijd