der Nebenjob der Beruf die Arbeit
der Small Talk der Besucher die Person
helfen Bitte sehr? Sie wünschen?
wer? woher? wie?
was? wann? wie spät?
herzlich willkommen um ... Uhr später
der Termin der Chef die Chefin
der Direktor die Direktorin der Kollege
die Kollegin Herr Schmidt Frau Becker
het werk het beroep het bijbaantje
de persoon de bezoeker de small talk
u wenst? Zegt u ‘t maar? helpen
hoe? waar vandaan? wie?
hoe laat? wanneer? wat?
later om ... uur hartelijk welkom
de cheffin de chef de afspraak
de collega (man) de directrice de directeur
mevrouw Becker meneer Schmidt de collega (vrouw)
richtig stimmt empfangen
hereinkommen hineingehen da sein
den Mantel ausziehen Platz nehmen sich setzen
Wie geht es Ihnen? wie lange? zwei Stunden
unterwegs sein die Reise dauern
der Stau der Unfall die Umleitung
mit das Auto der Zug
das Flugzeug Wie geht's?
ontvangen klopt juist
er zijn naar binnen gaan naar binnen komen
gaan zitten plaats nemen de jas uitdoen
twee uur hoe lang? Hoe gaat ‘t met u?
duren de reis onderweg zijn
de wegomlegging het ongeluk de file
de trein de auto met
Hoe gaat ‘t? het vliegtuig