Duits : Nederlands die Kultur = de cultuur die Ausstellung = de tentoonstelling die Galerie = de galerij das Gemälde = het schilderij das Bild = het portret, schilderij der Maler = de schilder fotografieren = fotograferen ein Foto machen = een foto maken das Foto = de foto die Kamera = het foto-toestel die Filmkamera = de videocamera die Richtung = de richting liegen in = liggen in nah = nabij, in de buurt van der Norden = het noorden nördlich von = noordelijk van der Süden = het zuiden der Osten = het oosten östlich von = oostelijk van der Westen = het westen im Norden = in het noorden abbiegen = afslaan über = via am schnellsten = het snelst am besten = het best die Veranstaltung = het evenement stattfinden = plaats vinden besuchen = bezoeken das Programm = het programma die Öffnungszeit = de openingstijd geöffnet von ... bis ... = geopend van ... tot ... geschlossen sein = gesloten zijn das Theater = het theater die Vorstellung = de voorstelling spielen = spelen das Festival = het festival das Konzert = het concert die Popmusik = de popmuziek der Musiker = de muzikant das Orchester = het orkest der Sänger = de zanger Musik hören = naar muziek luisteren modern = modern klassisch = klassiek die Abendkasse = de avondkassa der Eintritt = de entree frei = gratis die Eintrittskarte = het entreekaartje der Erwachsene = de volwassene das Modegeschäft = de modezaak