Duits : Nederlands der Treffpunkt (-e) = het verzamelpunt die Sportveranstaltungen = de sportevenementen die Sporthalle (-n) = de sporthal das Stadion (die Stadien) = het stadion der Verein (-e) = de vereniging der Badeort (-e) = de badplaats "der Sandstrand (\"-e)" = het zandstrand die Insel (-n) = het eiland die Dünen = de duinen der Aktivurlaub = de actieve vakantie wandern = een wandeltocht maken die Dünenwanderung = de wandeling door de duinen Rad fahren = fietsen die Fahrradtour (-en) = de fietstocht ein Fahrrad mieten = een fiets huren der Fahrradverleih = de fietsverhuur das Konzert (-e) = het concert der Musiker (-) = de muzikant das Orchester (-) = het orkest die Band (-s) = de band der Sänger (-) = de zanger moderne und klassische Musik = moderne en klassieke muziek die Abendkasse (-n) = de avondkassa der freie Eintritt = de gratis entree die Eintrittskarte (-n) = het entreekaartje das Ticket (-s) = het kaartje Erwachsene und Kinder = volwassenen en kinderen abholen (Karten) = afhalen "der Stehplatz (\"-e)" = de staanplaats "der Sitzplatz (\"-e)" = de zitplaats die Reihe (-n) = de rij vorn(e) = vooraan hinten = achteraan in der Mitte = in het midden ausverkauft = uitverkocht