Duits : Nederlands das Touristenhotel (-s) = het toeristenhotel die Hotelkette = de hotelketen das 4-Sternehotel (-s) = het 4-sterrenhotel das Nebengebäude (-) = de dependance das Dreibettzimmer (-) = de 3-pers.kamer das Wochenende = het weekend das Sonderangebot (-e) = de speciale aanbieding die Ermäßigung = de korting die Hochzeitsuite (-n) = de bruidssuite das Appartement (-s) = het appartement die Einrichtung / die Ausstattung = de inrichting (van een kamer) ein geräumiges Zimmer = een ruime kamer das extra Bett / das Zusatzbett = het extra bed das Doppelbett (-en) = het 2-pers.bed 2 Einzelbetten = 2 aparte bedden die Decke (-n) = de deken "das Betttuch (\"-er)" = het beddenlaken der Nachttisch (-e) = het nachtkastje die Heizung = de verwarming der Balkon = het balkon das Doppelwaschbecken = de dubbele wastafel der Badeartikel (-) = het badartikel der Föhn/Haartrockner = de föhn "das Handtuch (\"-er)" = de handdoek sauber = schoon der Kleiderschrank = de kleerkast der Kleiderbügel (-) = de kleerhanger der Hosenbügler = de broekenpers der Safe / der Tresor = de kluis die Wertsachen = de waardevolle voorwerpen der Schmuck = de sieraden aufbewahren = bewaren das Selbstwahltelefon = de automatische telefoon der Internetanschluss = de internetaansluiting der LCD-TV = de LCD-TV 220 Volt Wechselstrom = 220 volt wisselstroom die Steckdose (-n) = het stopcontact der Adapter = de adapter der Sessel (-) = de fauteuil die Couch (-es) = de zitbank