Duits : Nederlands die Einrichtungen = de voorzieningen das Urlaubsmagazin = het vakantiemagazine der Ferienpark (-s) = het vakantiepark das Geschäft (-e) = de winkel das Arrangement (-s) = het arrangement gelten (a-o) = gelden einen Tisch reservieren = een tafel reserveren das Gericht (-e) = het gerecht das Kindermenü (-s) / der Kinderteller (-) = het kindermenu die Brasserie = de brasserie die Imbissstube (-n) = de snackbar Einkäufe machen / einkaufen = inkopen doen der Parkshop (-s) = de parkshop der Geldautomat (7x -en) = de geldautomaat die Ansichtskarte (-n) = de ansichtkaart die Telefonkarte (-n) = de telefoonkaart die Telefonzelle (-n) = de telefooncel die Busfahrkarte (-n) = het buskaartje die Eintrittskarte (-n) = het entreekaartje die Ermäßigung (-en) = de korting (algemeen) die Ermäßigungskarte (-n) = de kortingskaart der Gruppenrabatt (-e) = de groepskorting der Gutschein (-e) = de tegoedbon "das Hallenbad (\"-er)" = het overdekte zwembad das Schwimmbecken (-) = het buitenbad das Kinderbecken (-) = het kinderbadje die Liegewiese (-n) = de ligweide "der Spielplatz (\"-e)" = de speeltuin das Spielgerät (-e) = het speeltoestel die Rutschbahn (-en) = de glijbaan die Schaukel (-n) = de schommel die Wippe (-n) = de wip "der Spielturm (\"-e)" = de speeltoren das Springkissen (-) = het springkussen das Trampolin (-e) = de trampoline "der Sportplatz (\"-e)" = het sportveld "der Skateplatz (\"-e)" = de skatebaan "der Minigolfplatz (\"-e)" = de midgetgolfbaan Minigolf spielen = midgetgolfen Tennis spielen = tennissen Squash spielen = squashen der Tennisschläger (-) = het tennisracket Poolbillard spielen = poolbiljarten angeln = vissen der Fischteich = de visvijver die Wander- und Fahrradtouren = de wandel- en fietstochten die Planwagenfahrt (-en) = de huifkartocht das Indoor-Spielparadies = het indoor-speelparadijs