Engels : Nederlands
but = maar
(al)though = (al)hoewel
yet = toch
nevertheless = desalniettemin
You will fail [unless] you work harder. = tenzij
except = behalve
however = echter
on the other hand = anderzijds
in contrast with / unlike = in tegenstelling tot
by the way = trouwens
so = dus
therefore = daarom
indeed = inderdaad
so that = zodat
and = en
besides = daarnaast
also, too, as well as = ook
furthermore = tevens
because = daarom / want
because of = vanwege
therefore = daarom
that's why = dat is waarom
so that = zodat
first of all = ten eerste
this shows = dit laat zien
for example = bijvoorbeeld
Do you want to be [like] him? = Wil jij zijn [zoals] hem?