Duits : Nederlands anbieten = aanbieden die Ankunft = de aankomst ausfüllen = invullen die Autobahn = de autosnelweg die Autobahnen = de autosnelwegen beraten = adviseren die Bitte = het verzoek die Bitten = de verzoeken bitten = verzoeken, vragen die Brücke = de brug die Brücken = de bruggen das Gleis = het spoor die Gleise = de sporen holen = halen der Lkw, der Lastkraftwagen = de vrachtwagen die Lkws, die Lastkraftwagen = de vrachtwagens die Lösung = de oplossing die Lösungen = de oplossingen der Pkw, der Personenkraftwagen = de personenauto die Pkws, die Personenkraftwagen = de personenauto's der Plan = het plan die Pläne = de plannen die Polizei = de politie das Problem = het probleem die Probleme = de problemen das Schild = het verkeersbord die Schilder = de verkeersborden sich beeilen = zich haasten sich beschweren = klagen der Streik = de staking die Streiks = de stakingen streiken = staken unterwegs = onderweg vergleichen = vergelijken verreisen = op reis gaan vorbei = voorbij der Weg = de weg die Wege = de wegen der Zettel = het blaadje die Zettel = de blaadjes am Wochenende = in het weekend am Vormittag = in de ochtend am Nachmittag = in de middag am Abend = in de avond in der Nacht = ’s nachts