Duits : Nederlands
das Armband = de armband
die Augen = de ogen
blond = blond
groß = groot
die Haare = de haren
kein / keine = geen
die Kette = de ketting
klein = klein
kurz = Kort
lang = Lang
die Ohrringe = de oorbellen
das Piercing = de piercing
der Ring = de ring
die Ringe = de ringen
das Tattoo = de tatoeage
die Uhr = het horloge
schwarz = zwart
grau = grijs
blau = blauw
grün = groen
weiß = wit
rot = rood
gelb = geel
braun = bruin
orange = oranje
lila = lila
rosa = roze
altmodisch = ouderwets
aufräumen = opruimen
aufgeräumt = opgeruimd
das Bett = het bed
der Bücherschrank = de boekenkast
die Fotos = de foto’s
hängen = hangen
der Holzboden = de houtenvloer
kaputt = kapot
der Kleiderschrank = de klerenkast
die Lampe = de lamp
liegen = liggen
modern = modern
die Möbel = de meubels
der Nachttisch = het nachtkastje
ordentlich = opgeruimd / netjes
das Poster = de poster
die Poster = de posters
der Sessel = de fauteuil
die (Schlaf)Couch = de (slaap)bank
schmutzig = vies
der Schreibtisch = het bureau
der Spiegel = de spiegel
stehen = staan
der Stuhl = de stoel
der Teppich = het vloerkleed
unordentlichder Holzboden = onopgeruimd
die Wände = de muren