Duits : Nederlands Zum beispiel = bijvoorbeeld So = zo Wie = zoals Besonders / Vor allem = vooral / in het bijzonder Sogar = zelfs Schon / Bereits = al / reeds Bevor = voordat Bisher = tot nu toe Damals = destijds Gerade = (zo)juist / net Vorher = voeger / ervoor Während = tijdens / gedurende Heute = tegenwoordig / vandaag Täglich = dagelijks Regelmäßig = regelmatig Oft / Häufig = vaak Nie = nooit Meistens = meestal Manchmal = soms Kaum = nauwelijks Gar(+ontkenning) / ganz = helemaal