Duits : Nederlands aushändigen = overhandigen längst = allang die Fluglinie = de luchtvaartmaatschappij üblich = gebruikelijk oft - öfter = vaak - vaker nutzen = gebruiken erhalten = krijgen die Textnachricht = het smsje, het WhatsAppberichtje bestätigen = bevestigen die Ausgabe = de uitgave (geld), de afgifte (b.v. sleutel) die Verzögerung = de vertraging die Daten = de gegevens (v. personen), de data (bij tijdstippen) prüfen = controleren die Serviceleistungen = de dienstverlening die Eingabe = het invoeren (v. gegevens op een computer) das Zimmer beziehen = naar de kamer gaan der Beleg = het betaalbewijs ausdrucken = (uit-)printen die Klimaanlage = de airco das Bedürfnis = de behoefte