Duits : Nederlands
einchecken = inchecken
die Keycard (-s) = de keycard
das Smartphone (-s) = de smartphone
der Barcode = de barcode
der QR-Code (-s) = de QR-code
die App (-s) = de app (programma)
abschließen (o-o) = afsluiten
die Lobby (-s) = de lobby
sobald = zodra
der Flughafen (“) = het vliegveld
die Buchung (-en) = de boeking
über (+ 4e nv) = via
die Reservierungs- = het reserverings-
nummer (-n) = nummer
die Ankunft (“-e), die Anreise (-n) = de aankomst
die EC-Karte (-n) = het bankpasje
auschecken = uitchecken
hinzufügen = toevoegen
die Hotelkette (-n) = de hotelketen
die Zimmertür (-en) = de kamerdeur
sogar = zelfs
der Vorteil (-e) = het voordeel