ich du wir
sein wie nicht
auch gut schlecht
alt Wie geht's (dir)? Mir geht's gut.
Wie geht's Ihnen? Nicht so gut. Mir geht's prima.
Und dir? Ich bin fünfzehn. Ich bin vierzehn Jahre alt.
Wie alt bist du?
wij jij ik
niet hoe zijn
slecht goed ook
Met mij gaat het goed. Hoe gaat het (met je)? oud
Met mij gaat het prima. Niet zo goed. Hoe gaat het met u?
Ik ben 14 jaar oud. Ik ben 15. En met jou?
Hoe oud ben jij?