Wat vind jij?
|
Ben je het daarmee eens?
|
Ik zou wel eens willen weten, of
|
Nee, ik bedoel wat je daarvoor zei, over
|
Je zei net dat
|
Maar hoe kom je daar bij?
|
Dus jij gelooft echt dat
|
Maar je zei net nog dat
|
Maar wat is je argument daarvoor?
|
Maar nu spreek je je toch tegen
|
Ben je er nu voor of tegen?
|
Maar daar hoor ik je niet over!
|
Dat is makkelijk gezegd
|
Dat wil nog niet zeggen, dat
|
Wacht, ik ben nog niet klaar
|
Mag ik even uitspreken?
|
|
|
Ich wüsste mal gerne, ob
|
Bist du damit einverstanden?
|
Was meinst du?
|
Aber wie kommst du denn darauf?
|
Du sagtest gerade, dass
|
Nein, ich meine was du vorhin gesagt hast, über
|
Aber was ist dein Argument dafür?
|
Aber soeben sagtest du noch, dass
|
Du glaubst also wirklich, dass
|
Aber dazu sagst du nichts!
|
Bist du jetzt dafür oder dagegen?
|
Jetzt widersprichst du dich aber
|
Moment, ich bin noch nicht fertig
|
Das heißt noch nicht, dass
|
Das ist leicht gesagt
|
|
|
Darf ich bitte ausreden?
|