die Ferien (mv) der Urlaub etwas gern tun / machen
das Hobby - die Hobbys ausgehen spazieren gehen
lesen sammeln malen
zeichnen basteln fotografieren
singen das Lied - die Lieder Musik hören
ein Instrument spielen Gitarre spielen Klavier spielen
das Kino das Theater hören
spielen gewinnen verlieren
die Spielregel - die Spielregeln das Computerspiel - die Computerspiele es gibt - es gab
iets graag doen de vakantie de vakantie
wandelen uitgaan de hobby - de hobby's
schilderen verzamelen lezen
fotograferen knutselen tekenen
naar muziek luisteren het lied(je) - de liedjes zingen
piano spelen gitaar spelen een instrument bespelen
luisteren het theater de bioscoop
verliezen winnen spelen
er is / er zijn - er was / er waren het computerspel - de computerspellen de spelregel - de spelregels
die Öffnungszeiten die Kasse der Eintritt
die (Eintritts-)Karte - die (Eintritts-)Karten das Ticket - die Tickets das Konzert - die Konzerte
der Hit - die Hits das Museum - die Museen Sport machen / treiben
Fußball spielen Tennis spielen trainieren
Handball spielen Volleyball spielen schwimmen
Hockey spielen
de toegang de kassa de openingstijden
het concert - de concerten het ticket - de tickets het toegangskaartje - de toegangskaartjes
aan sport doen het museum - de musea de hit - de hits
trainen tennissen voetballen
zwemmen volleyballen handballen
hockeyen