Duits : Nederlands die Beziehung = de relatie der Freund = de vriend die Freundin = de vriendin der Partner = de partner die Partnerin = de partner die Freundschaft = de vriendschap befreundet sein = bevriend zijn der Bekannte = de kennis die Bekannte = de kennis sich kennen lernen = elkaar leren kennen sich treffen = elkaar ontmoeten sich sehen = elkaar zien gemeinsam = met elkaar zusammen = samen jemanden mögen = iemand mogen jemanden gern haben = iemand mogen jemanden nicht leiden können = iemand niet kunnen uitstaan gefallen = bevallen verliebt sein = verliefd zijn sich verlieben = verliefd worden