Duits : Nederlands
die Schule = de school
der Schüler = de leerling
der Lehrer = de leraar
der Direktor = de directeur
die Mitschülerin = de medeleerlinge
die Grundschule = de basisschool
die Hauptschule = het vmbo
die Realschule = het havo
das Gymnasium = het vwo
die Gesamtschule = de school voor vmbo / havo / vwo
die Berufsschule = het mbo
die Universität = de universiteit
die Kurzkontrolle = de so
die Mathearbeit = het wiskundeproefwerk
die Hausaufgaben = het huiswerk
der Kindergarten = de kleuterschool
das Studium = de studie
richtig = juist
falsch = fout
kontrollieren = controleren / nakijken
das Zeugnis = het rapport
das Abitur = het vwo-diploma
der Realschulabschluss = het havo-diploma