Duits : Nederlands
der Sport = de Sport
Sport treiben = sporten
die Mannschaft = het team
das Turnier = het toernooi
der Wettkampf = de wedstrijd
das Ergebnis = de uitslag
unentschieden = gelijkspel
gewinnen / siegen = winnen
verlieren = verliezen
der Schiedsrichter = de scheidsrechter
die Sporthalle = de sporthal
die Sportanlage = het sportcomplex
die Sportkleidung = de sportkleding
das Schwimmbad = het zwembad
schwimmen = zwemmen
das Hallenbad = het overdekte bad
das Freibad = het openluchtbad
das subtropische Schwimmparadies = het subtropisch zwemparadijs
das Wellenbad = het golfslagbad
das Planschbecken = het kikkerbad
die Ankleidekabine = het kleedhokje
der Bademeister = de badmeester
die Wildwasserbahn = de wildwaterbaan
die Rutschbahn = de glijbaan
das Tauchbrett = de duikplank
die Sauna = de sauna
das Kaltwasserbad = het dompelbad
das türkische Bad = het Turkse bad
das Dampfbad = het stoombad
das Solarium = het solarium
die Sonnenbank = de zonnebank