Duits : Nederlands die Minibar = de minibar der Speisesaal = de eetzaal der Flur = de gang auf der zweiten Etage / im zweiten Stock = op de tweede verdieping die Treppe = de trap der Aufzug / der Lift / der Fahrstuhl = de lift der Eingang = de ingang der Notausgang = de nooduitgang die Feuertreppe = de brandtrap die Sicherheitsvorschriften = de veiligheidsvoorschriften der Feuerlöscher = het brandblusapparaat der Alarm = het alarm die Terrasse = het terras der Garten = de tuin der Parkplatz = de parkeerplaats parken = parkeren Das Hotel hat eine herrliche Lage. = Het hotel heeft een heerlijke ligging. Es liegt im Zentrum / in der Stadtmitte = Het ligt in het centrum. Ausserhalb des Zentrums. = Buiten het centrum. direkt am Meer = direct aan zee an der Küste = aan de kust Auf dem Campingplatz = Op de camping zelten = kamperen der Zelter / die Zelterin = de kampeerder das Zelt = de tent der Faltwohnwagen = de vouwwagen der Wohnwagen / Caravan = de caravan das Wohnmobil = de camper der Stellplatz = de staplaats das Erdgeschoss = de begane grond