Duits : Nederlands die Autobahn = de snelweg der Verkehr = het verkeer die Fahrspur = de rijstrook die Kurve = de bocht die gefährliche Kurve = de gevaarlijke bocht die gefährliche Abfahrt = de gevaarlijke afdaling die schlechte Fahrbahnoberfläche = het slechte wegdek die Umleitung = de omleiding Der Tunnel = de tunnel die Brücke = de brug die Kreuzung = de kruising Die Geschwindigkeitsbegrenzung = de snelheidsbeperking die Höchstgeschwindigkeit = de maximum snelheid überholen = inhalen die Ampel = het verkeerslicht das Verkehrszeichen = het verkeersbord den Radweg = het fietspad die Straßenarbeiten = de wegwerkzaamheden die Tankstelle = het tankstation / het benzinestation Benzin = bezine Diesel = diesel der Kraftstofftank = de brandstoftank die mautpflichtige Straße = de tolweg die Provinzstraße = de provenciale weg Parken = parkeren den Parkplatz = de parkeerplaats Pech = pech Pannenhilfe = de wegenwacht Stau = file die Geschwindigkeitsfalle = de snelheidscontrole die Verspätung = de vertraging die Ausfahrt = de afrit die Einbahnstraße = eenrichtingverkeer in die falsche Richtung fahren = de verkeerde kant op rijden überqueren = oversteken die Ecke = de hoek abbiegen = afslaan