cage

Animals in the zoo live in a cage.

cattle

The farmer and his cattle live on a farm.

egg

In may, every bird lays an egg.

farmer

The farmer and his cattle live on a farm.

fence

The farmer used a fence to keep his cattle on the field.

kitten

A kitten is a young cat.

lion

The lion roars very loudly.

mouse

You can catch a mouse with cheese.

mice

Cats like to chase mice.

parrot

That parrot has red feathers.

pig

A pig is pink.

rabbit

A rabbit is a very good pet.

shark

The swimmer got bitten by a shark.

fly

A bird can (to) fly very high.

jump

Do you like (to) jump on my trampoline.

to milk

The farmer is going to milk the cow.

ride

Let's go (to) ride our bicyles!

smell

I do not like (to) smell sweaty feet.

swim

We are going (to) swim in the pool.

take care of

You need (to) take care of the dog.

turkey

We eat a turkey every Christmas.

wasp

A wasp is yellow and black.

whale

A whale is very big.

wings

A bird has wings.

zoo

There are a lot of different animals in the zoo.

lamb

A lamb is an young sheep.

ei

In mei leggen alle vogels een ei.

vee

De boer en zijn vee leven op een boerderij.

kooi

Dieren in de dierentuin leven in een kooi.

klein katje

Een klein katje is een jonge kat.

hek

De boer gebruikt een hek om zijn vee in de wei te houden.

boer

De boer en zijn vee leven op een boerderij.

muizen

Katten houden ervan om op muizen te jagen.

muis

Je kan een muis vangen met kaas.

leeuw

De leeuw brult heel hard.

konijn

Een konijn is een heel goed huisdier.

varken

Een varken is roze.

papegaai

Die papegaai heeft rode veren.

springen

Wil je op mijn trampoline springen.

vliegen

Een vogel kan heel hoog vliegen.

haai

De zwemmer werd gebeten door een haai.

ruiken

Ik hou er niet van om zweet voeten te ruiken.

rijden

Laten we op fietsen gaan rijden!

melken

De boer gaat zijn koe melken.

kalkoen

We eten elke kertmis een kalkoen.

verzorgen

Je moet de hond gaan verzorgen.

zwemmen

We gaan zwemmen in het zwembad.

vleugels

Een vogel heeft vleugels.

walvis

Een walvis is heel groot.

wesp

Een wesp is geel en zwart.

lam

Een lam is een jong schaap.

dierentuin

Er zijn veel verschillende dieren in de dierentuin.