a young waitress |
ordered
we ordered our food |
the proprietor |
deep scar
a deep scar across his face |
roared angrily
he roared angrily |
the proprietor apologized repeatedly |
to pacify them
he tried to pacify them |
the commotion | affected the business |
brawl
a brawl would ensue |
we obeyed him
we obeyed him |
stealing a glance at them |
broken china
he swept up the broken china |
de eigenaar van de zaak |
bestelden
we bestelden ons eten |
een jonge serveerster |
de eigenaar maakte meermaals zijn excuses |
brulde kwaad
hij brulde kwaad |
diep litteken
een diep litteken op zijn gezicht |
was slecht voor de zaak | de onrust |
tot rust te brengen
hij probeerde ze tot rust te brengen |
stiekem naar ze gluren |
deden wat hij zei
we deden wat hij zei |
vechtpartij
een vechtpartij zou volgen |
gebroken serviesgoed
hij veegde het gebroken serviesgoed op |