Engels : Nederlands
easy = gemakkelijk
difficult = moeilijk
moment = ogenblik
Dutch language = Nederlands
know = kent / ken
find = vindt / vind
in any case = in elk geval
so that is why = daarom
busy = bezig
learning = leren
indeed = inderdaad
very = zeer
important = belangrijk
now = nu
have (a conversation) = voer (- een gesprek)
little = klein
conversation = gesprek
outside = buiten
every/each = iedere
number of = aantal
new = nieuwe
words = woorden
have to = moeten
hard = hard
certainly = zeker
way/manner = manier
quickly = snel