Engels : Nederlands
canteen = kantine (de)
eat = eet / eten
enjoy your meal = eet smakelijk
everybody = allemaal
come = komen
sit = zitten
certainly = zeker
go = ga
sit down = ga zitten
looks = ziet er .. uit
delicious = lekker
this = dit
roll = broodje (het)
healthy = gezond
have = hebt
whole = hele
meal = maaltijd (de)
soup = soep (de)
fried = gebakken
egg = ei (het)
custard = vla (de)
had (were) = had
hunger (hungry) = honger (de)
used to = gewend
call = noem
lunch = lunch (de)
12-2 (for lunch) = tussen de middag
a hot meal = warm
little = weinig
dinner = avondeten (het)
tonight = vanavond
in our country = bij ons
are (standing) = staan
potatoes = aardappelen
table = tafel (de)
it is a fact = nu eenmaal
you know = hoor
formerly = vroeger
nowadays = tegenwoordig
rice = rijst (de)
breakfast = ontbijt (het)
actually = eigenlijk
such a = zo'n
slice of bread = boterham (de)
cheese = kaas (de)
gives = geeft
enough = genoeg
energy = energie (de)
cup = kop (de)
surprises me = verbaast me
your = jouw
is = zit
typically = typisch
try = proberen