Engels : Nederlands
public = publieke
debate = debat (het)
sharper/ stronger = scherper
dared = durfden
react = reageren
express = uiten
take into account = houden rekening
feelings = gevoel (het)
religion = geloof (het)
make public = maken openbaar
reactions = reacties
articles = artikelen
television = televisie (de)
politics = politiek (de)
stark staring bonkers = knettergek
shouted/ called out = riep
politician = politicus (de)
government = regering (de)
point of view = standpunt (het)
everybody's = ieders
right = recht (het)
constitution = grondwet (de)
republic = republiek (de)
jokes = grappen
no problem = moet kunnen
pictures = plaatjes
goes = stapt
judge/ justice = rechter (de)
fine = boete (de)
punishment = straf (de)
democracy = democratie (de)
view = opvatting (de)
some people = sommigen
limits = grenzen
consciously = bewust
statements/ sayings = uitspraken
negative = negatief
image/ picture = beeld (het)
wrong = fout
such = zulke
may/ are allowed to = mogen
be written = geschreven
placed/ posted = geplaatst
afterwards = achteraf
not a single = geen enkel
effect = effect (het)
restrictions = banden
curbed = gelegd
respect = respect (het)
be = wees
careful = voorzichtig
say = roepen
opinion/ speech = meningsuiting (de)
criticism = kritiek (de)
decisions = beslissingen
matter = kwestie (de)
opinion = opinie (de)
explain = verklaar
discussion = discussie (de)