Engels : Nederlands
welcome = welkom
taxline = belastingtelefoon (de)
information = gegevens
keep = houd
handy/ at hand = bij de hand
menu = keuzemenu (het)
(income) tax demand = aanslag (de)
allowances = toeslagen
experience = ervaring (de)
voice = stem (de)
push = druk
(in the) wrong (way) = verkeerd
once again = nogmaals
tax company = belastingen / belastingdienst (de)
quick = vlug
chosen = gekozen
workers/ employees = medewerkers
incredible = ongelooflijk
arrange/ settle = regelen
have talks = gesprekken voeren
institutes/ institutions = instellingen
enrol = registreer je
for the time being = voorlopig
driving licence = rijbewijs (het)
document = papiertje (het)
again = alweer
medical expenses = ziektekosten
take out = sluiten
concerns = betreft
takes care of = regelt
benefit = uitkering (de)
organization = organisatie (de)
compares = vergelijkt
certificates/ diplomas = diploma's
unique personal number = burgerservicenummer (het)
insurance premiums = verzekeringspremie (de)
be of service = van dienst zijn
pfff = hèhè
finally = eindelijk
what for = waarvoor
rang/ called = belde