Engels : Nederlands
department = afdeling (de)
civil affairs = burgerzaken
village = dorp (het)
divided = verdeeld
areas/ parts of a town = stadsdelen
offices/ branches = kantoren
registered = geregistreerd
there = ernaartoe
pass away/ die = overlijden (het)
elections = verkiezingen
notice = bericht (het)
card = kaart (de)
vote = stemmen
jobless/ out of work = werkloos
collects = verzamelt
litter = afval (het)
head = hoofd (het)
mayor = burgemeester (de)
function/ job = functie (de)
most = het meest
that of = die van
chairman = voorzitter (de)
meetings = vergaderingen
council = gemeenteraad (de)
takes the floor = voert het woord
measures = maatregelen
is in charge = is de baas
appointed = benoemd
Queen = koningin (de)
last night = vannacht
little daughter = dochtertje (het)
register = aangeven
wife = vrouw (de)
etcetera = enzovoort
expires = verloopt
before long = binnenkort
brought = meegenomen
passport photos = pasfoto's
okay = aha
in = over
come back = terugkomen
counter = loket (het)
look angry = kijkt boos
(of) it = er ... van
put in order = in orde gebracht
am not made of money = groeit me niet op de rug