Engels : Nederlands state = staat (de) historic = historische facts = feiten one by one = rijtje (het) focus = richten view/ glance = blik (de) century = eeuw (de) separate = losse states = staten part = onderdeel (het) kingdom = rijk (het) / koninkrijk (het) guidance = leiding (de) orange = oranje waged war = voerden oorlog eventually = uiteindelijk won = wonnen battle = strijd (de) came into being = kwam tot stand of the = der united = verenigde period = periode (de) fascinating = boeiend story = verhaal (het) took = namen took possession of = namen in bezit a short time = eventjes remind = herinneren of that = daaraan South-America = Zuid-Amerika French = Franse to this = hieraan present = huidige form = vorm (de) flag = vlag (de) in use = in gebruik blue = blauw funny = grappig developed = ontwikkeld contrary to = in tegenstelling tot development = ontwikkeling experienced = meegemaakt page = bladzijde (de) European = Europese German = Duitse expand = uitbreiden started = ontstond during which = waarbij met one's death/end = de dood vonden tens of = tientallen millions = miljoenen among which = waaronder Russia = Rusland United States = Verenigde Staten so that = zodat people/ population = volk (het) freedom = vrijheid (de) regained = terugkreeg no = neen community = gemeenschap (de) truth = waarheid (de)