Engels : Nederlands sign up for = aanmelden voor adapt to = aanpassen aan claim something = aanspraak maken op iets subscribe to = abonneren op cancel = afmelden voor ask (oneself) = afvragen studio = atelier bury = begraven policy = beleid authority = bevoegdheid be involved in something = bij iets betrokken zijn special = bijzonder mayor = burgemeester different = divers take a shower = douchen call someone as minister to = een dominee beroepen attempt to achieve something = een gooi doen naar play a role in = een rol spelen bij once = eens actually = eigenlijk be annoyed (with) = ergeren aan phase = fase flyer = flyer constitution = grondwet hurry = haasten recall = herinneren Reformed = hervormd stick to = houden aan submit = indienen register for = inschrijven voor be interested in = interesseren voor annually = jaarlijks cabinet = kabinet choose = kiezen boast = kunnen bogen op lift = lift locally = lokaal society = maatschappij majority = meerderheid report to = melden bij minority = minderheid Prime Minister = minister-president misleading = misleidend fail = mislukken mill = molen monarchy = monarchie body of work = oeuvre do one's face = opmaken opposition party = oppositiepartij compile = opstellen body = orgaan parsonage = pastorie place = plek fine = prima government = regering be ashamed of = schamen voor shave = scheren vote = stemmen failure = storing movement = stroming final = uiteindelijke give account = verantwoording afleggen be surprised about = verbazen over comparable = vergelijkbaar be mistaken about = vergissen in look forward to = verheugen op election = verkiezing have fun = vermaken oversleep = verslapen be bored = vervelen feel = voelen prepare for = voorbereiden op introduce (oneself) to = voorstellen aan incident = voorval wash (oneself) = wassen alderman = wethouder worry about = zorgen maken over