Engels : Nederlands
activity = activiteit
remove = afvoeren
arrogant = arrogant
helpful = behulpzaam
blow = blazen
soil conditions = bodemgesteldheid
actual = daadwerkelijk
embankment = dijk
drug use = drugsgebruik
hospitable = gastvrij
pumping station = gemaal
piece of cake = gesneden koek
façade = gevel
stingy = gierig
canal = gracht
merchant = handelaar
radically = ingrijpend
income = inkomen
land reclamation = inpoldering
noisy = luidruchtig
employee = medewerker
lake = meer
possibility = mogelijkheid
mill = molen
monument = monument
negotiate = onderhandelen
design = ontwerpen
eventually = op den duur
pushy = opdringerig
polder = polder
region = regio
put into perspective = relativeren
laid back = relaxed
religious = religieus
countless = talloos
outdoor café = terras(je)
tulip = tulp
because of = vanwege
means of transport = vervoermiddel
fisherman = visser
complete = voltooien
former = voormalig
bias = vooroordeel
friendly = vriendelijk
fruitful = vruchtbaar
inform oneself about something = zich van iets op de hoogte stellen