Engels : Nederlands
all right = goed / OK
cold = koud
free = gratis / voor niks
after = na
every day = iedere dag / elke dag
homeless = dakloos
how much = hoeveel
too = ook
use = gebruiken
walk = lopen
button = knop
cheese = kaas
city = stad
hour = uur
sugar = suiker
interesting = interessant
large = groot
small = klein
black hair = zwart haar
brown eyes = bruine ogen
I see = Ik snap het
look like = er uitzien als
garden = tuin
homework = huiswerk
people = mensen
television = televisie
really = echt
very much = erg veel / heel veel
sound = klinken
visit = bezoeken
country = land
first name = voornaam
pet = huisdier
place = huis
surname = achternaam
but = maar
fill in a form = een formulier invullen
maybe = misschien
most = de meeste
or = of
tomorrow = morgen
friendly = vriendelijk
short = kort
shy = verlegen
tall = groot / lang
sit = zitten
work = werken
grandchildren = kleinkinderen
next to = naast
today = vandaag