Engels : Nederlands
brother = broer
class = klas
dog = hond
friend = vriend / vriendin
girl = meisje
girlfriend = vriendin
think = denken
welcome = welkom
bathroom = badkamer
bedroom = slaapkamer
boy = jongen
family = gezin
dad / father = vader
garden = tuin
great = geweldig
house = huis
like = leuk vinden
mum / mother = moeder
old = oud
say = zeggen
sister = zus
very nice = erg leuk / erg aardig
aunt = tante
bird = vogel
cat = kat
minute = minuut
phone / telephone = telefoon
uncle = oom
week = week
America = Amerika
American = Amerikaans
Dutch = Nederlands
England = Engeland
English = Engels
France = Frankrijk
French = Frans
German = Duits
Germany = Duitsland
Moroccan = Marokkaans
Morocco = Marokko
Scotland = Schotland
Scottish = Schots
the Netherlands = Nederland
Turkey = Turkije
Turkish = Turks
grandfather = opa
grandmother = oma
here = hier
please = alsjeblieft
son = zoon
there = daar
white = wit