Engels : Nederlands surprise = verrassing addressed = geadresseerd / gericht aan How about = Wat zou je zeggen van I’m cold = Ik heb het koud I’m hungry = Ik heb honger guess what = wat denk je / raad eens eightieth = tachtigste still = nog guys = jongens perhaps / maybe = misschien are you serious = echt waar explain = uitleggen password = wachtwoord receive = ontvangen congratulations = gefeliciteerd keep = houden magazine = tijdschrift environment = milieu story = verhaal poem = gedicht article = artikel wives = echtgenotes / vrouwen princess = prinses language = taal newspaper = krant imagine = zich voorstellen advert = advertentie attractive = aantrekkelijk answering machine = antwoordapparaat leave = achterlaten / vertrekken frightened = bang message = boodschap face = gezicht well done = goed gedaan happen = gebeuren country = land it’s best = het is beter huge = enorm fly = vliegen laugh = lachen attention = aandacht example = voorbeeld test = proefwerk while = terwijl stupid = stom here goes = daar gaat-ie dan / daar gaat-ie how much = hoe duur question = vraag