Engels : Nederlands dangerous = gevaarlijk do the washing-up = afwassen / afwas doen downstairs = beneden fall asleep = in slaap vallen glad = blij jump = springen left = links leg = been luggage = bagage right = rechts sleep = slapen warn = waarschuwen careful = voorzichtig climb = klimmen cross the street = oversteken group = groep on the left = aan de linkerkant post office = postkantoor postcard = ansichtkaart repeat = herhalen round the corner = om de hoek school trip = schoolreisje stamp = postzegel stay = blijven / verblijven turn left = links afslaan turn right = rechts afslaan village = dorp begin = beginnen brain = hersenen Christmas Day = Eerste Kerstdag / eerste kerstdag die = sterven grow = groeien heart = hart kill = doden / vermoorden light = licht lungs = longen New Year’s Day = nieuwjaarsdag ocean = oceaan place = plaats rock = steen sea = zee shower = douche space = de ruimte star = ster through = door toe = teen ask directions / ask the way = de weg vragen before = eerder / vroeger flight = vlucht fly = vliegen hurry = zich haasten look for = zoeken naar map = plattegrond pocket = broekzak / jaszak