Engels : Nederlands be able to = kunnen competition = wedstrijd even = nog science = wetenschap war = oorlog wrist = pols area = afdeling electricity = elektriciteit expect = verwachten jet plane = straalvliegtuig motorbike = motor parts of the body = lichaamsdelen right through the air = dwars door de lucht rocket = raket space travel = ruimtevaart take-off = start / vertrek technology = technologie customer = klant cut = omhakken escape = ontsnappen from birth = sinds mijn geboorte generation = generatie instead of = in plaats van junk = rotzooi library = bibliotheek pollute = vervuilen receive = ontvangen search engine = zoekmachine tick the boxes = vakjes aankruisen touch = aanraken view = mening vote = stemmen chew = kauwen disgusting = smerig / walgelijk evil = slecht look forward to = uitkijken naar save = redden sick = misselijk turn into = veranderen in weapon = wapen