Engels : Nederlands almost = bijna / haast by the way = trouwens German = Duits guest = gast last = vorig laugh = lachen square = plein summer = zomer times = keer tourist = toerist understand = begrijpen visit = bezoeken work = werken answer = antwoord at the moment = op dit moment enjoy = genieten van outside = buiten perhaps = misschien remember = zich herinneren Spanish = Spaans stay = logeren straight ahead = recht voor je traffic lights = verkeerslichten uncle = oom wrong = fout adult = volwassene bill = rekening bottle = fles child = kind children = kinderen free = gratis Italian = Italiaan language = taal return ticket = retourtje single ticket = enkele reis spring = lente anyone = iemand city = stad drop = laten vallen ever = ooit every = ieder hour = uur right = goed