Engels : Nederlands wear - wore - worn = dragen - droeg - gedragen sew = naaien top = topje / truitje get - got - got = krijgen - kreeg - gekregen check = opzoeken clever = slim text message = sms-bericht / sms / sms'je price = prijs not yet = nog niet flower = bloem material = materiaal / stof repeat = herhalen sale = uitverkoop try on = passen / aanpassen before = eerder changing room = kleedkamer pink = roze assistant = verkoopmedewerker dial = kiezen disappointed. = teleurgesteld fit = passen cosmetics = cosmetica ground floor = begane grond department = afdeling department store = warenhuis wear = kleding disabled = invalide / mindervalide ice cream = ijs latest = nieuwste at the sides = aan de zijkanten finished = klaar at the front = aan de voorkant