Engels : Nederlands brave = moedige / dappere catch - caught - caught = vangen - ving - gevangen frightening = eng grab = grijpen / pakken realise = beseffen / realiseren give in = opgeven remarkable = opmerkelijke hero = held local = plaatselijk / plaatselijke average = gemiddeld exactly = precies national = landelijk / landelijke move on = verdergaan / verder gaan deliver = bevallen van / bevallen too late = te laat tropical = tropisch / tropische footpath = voetpad / pad commit = begaan neighbourhood = buurt government = regering fight = bestrijden trial = rechtszaak missing = vermist / vermiste attack = aanval ruin = kapotmaken / kapot maken nightmare = nachtmerrie miserable = ellendig dead = dood ring - rang - rung = bellen - belde - gebeld lie = liegen support = steunen stand up for = opkomen voor pupil = leerling officer = agent calm down = kalmeren / rustig worden describe = beschrijven / omschrijven diamond = diamant strap = bandje stainless steel = roestvrij staal form = formulier