Engels : Nederlands young = jong interested = geïnteresseerd kind / type = soort screen = scherm at least = minstens noisy = lawaaierig enough = genoeg chef = chef-kok loads of = veel advert = advertentie appear = verschijnen market = markt rich = rijk groceries = boodschappen century = eeuw awake = wakker good luck = veel geluk press = drukken op end = beëindigen title = titel stupid = stom friendship = vriendschap topic / subject = onderwerp shy = verlegen ankle = enkel take - took - taken = nemen - nam - genomen hospital = ziekenhuis operation = operatie remove = verwijderen laugh = lachen weak = zwak thin = dun / mager know - knew - known = weten - wist - geweten smile = glimlachen relief = opluchting scared = bang even = zelfs