Engels : Nederlands ingenious = ingenieus / slim alphabet = alfabet sign = signalen geven wave = zwaaien raise your finger = je vinger opheffen / je vinger opsteken scientist = wetenschapper / geleerde priest = priester / geestelijke development = ontwikkeling base on = baseren op remote = afgelegen support = ondersteuning offer = aanbod extreme = extreem gesture = gebaar visible = zichtbaar vowel = klinker consonant = medeklinker independent = onafhankelijk separate = afzonderlijk / apart transfer = overbrengen persuade = overtuigen offence = overtreding / misdrijf prison = gevangenis treat = behandelen danger = gevaar private / in private / in private = privé invitation = uitnodiging add = toevoegen public = openbaar request = verzoek adult = volwassene connect with someone = klikken met iemand unless = tenzij save = bewaren / opslaan report = aangifte doen nickname = bijnaam although = hoewel ignore = negeren donation = donatie promote = promoten / reclame maken the press = de pers producer = producent quality = kwaliteit mainly = vooral record company = platenmaatschappij swap = ruilen / uitwisselen control = beheersen / sturen steal - stole - stolen = stelen - stal - gestolen category = categorie inspiration = inspiratie adorable = schattig apparently = blijkbaar block = blokkeren / tegenhouden access = toegang insult = beledigen remove = verwijderen sentence = veroordelen disappointed = teleurgesteld introduce = introduceren digital = digitaal take the minutes = notuleren sort out / arrange = regelen item = onderdeel / punt op agenda parrot = papegaai whistle = fluiten table tennis = tafeltennis bat = slaghout / bat get on with somebody = goed kunnen opschieten met iemand fluently = vloeiend enthusiastic = enthousiast physically = fysiek properly = fatsoenlijk / correct