Engels : Nederlands free period = tussenuur designer clothes = merkkleding recently = de laatste tijd / recentelijk arrange = regelen anyway = toch take a seat = ga zitten serve = helpen / bedienen opportunity = kans / mogelijkheid prepare = voorbereiden make sure = ervoor zorgen chew = kauwen firm handshake = stevige handdruk the entire = heel / heel de / de hele aged = in de leeftijd van mainly = vooral investigate = onderzoeken conditions = omstandigheden stack shelves = vakken vullen ring - rang - rung = rinkelen - rinkelde - gerinkeld / bellen - belde - gebeld till = kassa stain = vlek pay rise = loonsverhoging grown-up = volwassen including = inclusief gain = opdoen / winnen depend on = afhangen van previous = vorige / eerdere take care of = zorgen voor cope with = omgaan met in addition to = naast first aid = EHBO / eerste hulp ordinary = gewoon / gewone weird = vreemd / vreemde steam = stoom attack = aanvallen threaten = bedreigen injury = verwonding death = dood predict = voorspellen annoy = irriteren personality = persoonlijkheid panic = in paniek raken unfortunately = helaas Austria = Oostenrijk react = reageren jewellery = sieraden make up = verzinnen waste = afval you're hired = je bent aangenomen work placement = stage manners = manieren cancel = afzeggen / stoppen