Engels : Nederlands PE / physical exercise = gymles staff = personeel bully = pesten responsibility = verantwoordelijkheid challenge = uitdaging nowadays = tegenwoordig exercise = lichaamsbeweging / beweging / bewegen government = regering / overheid frighten = bang maken equipment = apparatuur / apparaten encourage = aansporen / stimuleren nuts = noten chef = kok member = lid force = kracht nutrition = voeding majority = meerderheid regularly = regelmatig influence = beïnvloeden increase = toenemen cause = veroorzaken compare = vergelijken headache = hoofdpijn adjust = aanpassen disability = handicap improve = verbeteren self-confidence = zelfvertrouwen appetite = eetlust in the long term = op de lange duur sensible = verstandig be careful = voorzichtig zijn / zijn voorzichtig insurance = verzekering manage = in de hand houden satisfied = tevreden slim = slank appreciate = op prijs stellen habit = gewoonte rate = tempo put on weight = aankomen in gewicht / aankomen fridge = koelkast cupboard = kast diary = agenda hay fever = hooikoorts brain = hersenen sneeze = niezen itch = jeuken relieve = verlichten / verminderen prescription = doktersrecept common = gewoon / gewone / gangbaar / gangbare / alledaags / alledaagse improvement = verbetering avoid = vermijden evidence = bewijs herbs = kruiden harmful = schadelijk / gevaarlijk treat = behandelen abroad = in het buitenland upset stomach = last van de maag tap water = kraanwater bottled water = water uit een fles ill / sick = ziek sick = misselijk complain = klagen shiver = rillen sore / painful = pijnlijk / pijnlijke mosquito = mug mosquitoes = muggen bite = steken (insect) / steken / bijten bite - bit - bitten = steken - stak - gestoken / bijten - beet - gebeten What else? = Wat nog meer? snake = slang