Engels : Nederlands
weight = gewicht
overweight = te zwaar / te dik
per cent = procent
risk = risico
habit = gewoonte
fun = plezier
pattern = patroon
and so on / et cetera = enzovoorts / enzovoort / et cetera
although = hoewel
rollerblading = skeeleren
rowing = roeien
army = leger
sleeping bag = slaapzak
meet - met - met = ontmoeten - ontmoette - ontmoet
health = gezondheid
illness / disease = ziekte
once = één keer / een keer / 1 keer
dose = dosis
medication = medicatie
painful = pijnlijk / pijnlijke
sick = misselijk
unfortunately = helaas
hay fever = hooikoorts
addicted to = verslaafd aan
blood pressure = bloeddruk
sausage = worst
heart = hart
throw up = overgeven
cold = verkoudheid
option = optie / keus
lungs = longen
weak = zwak
stomach = maag
heal = genezen
therapy = therapie
hurt - hurt - hurt = pijn doen - deed pijn - pijn gedaan
stack shelves = vakken vullen
shelf stacker = vakkenvuller
height = hoogte
I see. = Ik begrijp het.