Engels : Nederlands advert = advertentie again = opnieuw ask = vragen different = verschillende expensive = duur famous = beroemde / beroemd for example = bijvoorbeeld information = informatie press = toetsen / intoetsen / drukken / drukken op speak = spreken wrong = mis both = beide / allebei enter = invoeren find out = uitzoeken game / match = wedstrijd kitchen = keuken please = alsjeblieft ready = klaar rubbish = waardeloos something else = iets anders use = gebruiken Dear = beste Love = liefs picture = plaatje / afbeelding / foto / beeld postcard = ansichtkaart / kaart really = echt subject = onderwerp too = ook very = erg / zeer / heel visit = bezoeken every = elke / iedere first = eerste funny = grappige last = laatste minutes = minuten