Engels : Nederlands adults / grown-ups = volwassenen countryside = platteland dead = dood gun = geweer / pistool policeman / police officer = politieagent / agent / politieman real = echt / echte rob = beroven space = ruimte This way. = Deze kant op. climb = klimmen could = zouden kunnen enough = genoeg / voldoende hunt = jagen learn = leren rock = rots towards = naar tribe = stam wonderful = prachtig / prachtige adventure = avontuur court = baan fight = gevecht from = vanaf indoor = binnen / overdekt island = eiland outdoor = buiten search = zoeken shoot = schieten baseball = honkbal building = gebouw exciting = spannend / opwindend finished = klaar if = als question = vraag