Engels : Nederlands allowed / permitted / allowed = toegestaan approximately / about = ongeveer carriage = rijtuig cave = grot cross = oversteken dull / boring = saai erupt = uitbarsten from top to bottom = alles glowworm = gloeiworm gorge = kloof in advance = van tevoren / tevoren inhabitant = inwoner magnificent = magnifiek / geweldig remind = eraan herinneren run out of = opraken / niet meer hebben scenery = landschap scenic = met mooie uitzichten stuff = spul / dingen trilogy = driedelige serie twice = twee keer volcano = vulkaan entrance = toegang gear / equipment = uitrusting / materiaal / spullen injury = verwonding life jacket = reddingsvest mask = duikbril predator = roofdier protected = beschermd protection = bescherming raft = reddingsboot raise = boven water brengen recommend = aanbevelen stunning = verbluffend mooi sunburn = zonnebrand thoroughly = grondig torch = zaklamp wire = kabel amazed = versteld staan communicate = communiceren deadly = dodelijk exist = bestaan figure out = uitzoeken humans = mensen medicine = medicijn / medicijnen octopus = inktvis prepare = voorbereiden school term = schoolweken search = zoektocht straight out of = rechtstreeks uit take a seat = plaatsnemen universe = heelal / ruimte bottom of the road = einde van de weg canal = kanaal / vaart get off = uitstappen in the direction of = in de richting van towards = naar