Engels : Nederlands medal = medaille disciplined = gedisciplineerd achieve = bereiken achievement = prestatie athlete = sporter charity = goed doel / liefdadigheid chase = achtervolgen community = gemeenschap compete = de strijd aangaan continue = doorgaan diver = duiker environment = milieu invent = uitvinden laboratory = laboratorium nationwide = landelijk office = kantoor professional = beroeps promise = beloven record company = platenmaatschappij scientist = wetenschapper talented = getalenteerd acting class = acteerles advanced = gevorderd choir = koor college = universiteit / hogeschool currently = op dit moment fee = inschrijfgeld firefighter = brandweerman grade = cijfer guess = denken high school = middelbare school near-accident = bijna-ongeluk photographer = fotograaf raise money = geld inzamelen scare = paniek scenery = décor shaken / upset = overstuur / verontrust shower = regenbui spare time = vrije tijd starring = met in de hoofdrol above all = vooral / especially charm = charme criticism = kritiek details = gegevens dragon = draak enter = meedoen excite = opwinden flee = ontvluchten frightening = beangstigend gorgeous = betoverend mooi major = belangrijk move = ontroeren / raken nominate = nomineren / voordragen novel = roman publish = publiceren / uitgeven servant = knecht / dienaar show off = laten zien apply for = aanvragen / aanmelden voor current affairs = actualiteiten instead = in plaats daarvan matter = ertoe doen politics = politiek register = inschrijven registration form = inschrijfformulier upset = van streek zijn / overstuur zijn