Engels : Nederlands action = actie cartoon = tekenfilm church = kerk cinema = bioscoop contain = bevatten difficult / hard = moeilijk fine / OK = prima / goed give = geven gave = gaf given = gegeven interested = geïnteresseerd lead = leiden mouse = muis music = muziek organize = organiseren pay = betalen perform = optreden repeat = herhaling scene = scène search for = zoeken naar seat = zitplaats singer = zanger / zangeres Spain = Spanje speak = spreken stage = podium stay = blijven talent = talent test = testen theatre = theater TV = tv unless = tenzij war = oorlog welcome = welkom