Engels : Nederlands at the back = achter in / achterin avoid = ontwijken / ontlopen battle = strijden because of = vanwege brilliant = fantastisch castle = kasteel classes = lessen collect = ophalen contestant = deelnemer continue = doorgaan / verdergaan convince = overtuigen cop = politieagent / agent crime = misdaad discover = ontdekken divide up = verdelen downstairs = beneden dubbed = opnieuw ingesproken / gesproken / ingesproken each = per stuk enter = invoeren explosion = ontploffing / explosie find out = uitzoeken forward = vooruit front row = eerste rij / voorste rij gallery = balkon guidebook = reisgids moon = maan moving = ontroerend / ontroerende prison = de gevangenis / gevangenis puppet = pop / marionet semi-finals = halve finales subtitles = ondertiteling / ondertitels task = taak terrifying = verschrikkelijke / verschrikkelijk / vreselijke / vreselijk upstairs = boven violence = geweld violin = viool